Tekst 1
Tekst 2
Tekst 3


info


Het verhaal van de Amersfoortse Kei


Het verhaal van de keitrekking is een waar gebeurd verhaal dat in de loop der tijd uitgesponnen werd tot een legendarische gebeurtenis. Everard Meyster was een excentrieke en steenrijke jonkheer. Hij woonde op het landgoed Nimmerdor en van daaruit maakte hij regelmatig wandelingen met zijn vrienden. Zo zag hij op een mooie meidag in 1661 een enorme kei liggen naast de Waelberg op de Leusderheide. Zijn vrienden waren onder de indruk van die kei en zeiden: ‘Zo’n groot ding krijg je nooit van zijn plaats.’ Everard rook de kans op  een goede grap en zei: ‘ Ik wed dat ik hem zelfs tot in Amersfoort kan slepen.’ Voor 3000 guldens gingen zijn vrienden de weddenschap aan. In die tijd was dat een kapitaal bedrag. Maar de jonker ging welgemoed aan de slag en maakte er een groot spektakel van. Hij nodigde alle Amersfoorters uit in een pamflet met een gedicht:






Wie onze klucht behaagt,

die komt als het morgen daagt,

Bij al de keysche gekken,

die aan haar eigen keisteen trekken,

In het Nimmerdorsche groen,

daar elk vindt zijn kaproen,

Wij zullen er met zingen,

met dansen en met springen,

Ter ere uwer al,

verheffen een geschal,

Dat het bos er van galmt en bomen,

Wie het lust kan morgen komen

Ik nodig u al te zaam

uit mijn Everard Meysters naam.


En op een mooie pinksterdag, op 7 juni 1661, kreeg hij de Amersfoorters zover. Met veel bombarie en trompetten met veel bier en krakelingen voor de lekkere trek, togen hij en wel 400 Amersfoorters naar de Leusderheide. Eerst werd de kei mooi versierd met slingers, muziekinstrumenten en krakelingen. Daarna legden stevige kerels het gevaarte op een slede en begon het trekken aan de kei. Men sleepte met man en macht. Door noeste inspanning – afgewisseld met de ontspanning van het drinken van bier en het eten van krakelingen – naderden ze langzaam maar zeker de omwalling van het stadje Amersfoort. Vele mensen kwamen de stad uit om naar het spektakel te kijken. Zo ontstond er rondom de kei een enorm gedrang. Iemand kwam zelfs ten val en de slede gleed over beide benen heen. Een ander verloor er zijn arm, omdat hij onder de kei bekneld raakte. Maar het mocht de pret niet drukken. Men ging manmoedig voort en kwam aan bij de poort. Toen bleek de kei niet door de stadspoort te passen. Een oplossing was snel bedacht: men brak een stuk van de poort af. Zo werd het gevaarte - net als het paard van Troje -  triomfantelijk binnengehaald en kreeg het een ereplaats op de Varkensmarkt. Hij werd zelfs op een sokkel gezet en er werd een beeld op geplaatst van Pallas Athene, de godin van de wijsheid.


O arme Amersfoorters, met die kei werd juist de domheid binnengehaald! Amersfoort en de Amersfoorters kregen vanaf toen hun spotnaam keitrekkers, want wie trekt er nu hersenloos en zonder enkele zin aan zo’n dom gewicht. Dat hebben we geweten! Het gesar, de hekel- en spotdichten waren niet van de lucht. De Fransen waren er – tijdens hun bezetting van Amersfoort in 1672 – nog het beste in om de Amersfoortse keitrekkers uit te lachen. Toen vonden de Amersfoorters het welletjes. Het object van schande werd onder de grond begraven, uit het zicht. Pas in 1903 mocht hij weer boven de grond komen en werd ‘keitrekker’ juist een geuzennaam.


Uit die tijd stamt ook het mopje over de Amersfoortse kei: De Amersfoorters hadden een kei waarop de raadselachtige tekst stond: ‘Zag je mij van onderen, wat zou je je verwonderen’. Omdat ze hoopten dat er een schat onder begraven zou liggen duwden en trokken toen de burgers het gevaarte op zijn zij. Opnieuw was er een inscriptie op de steen te lezen: ‘O wat ben ik blij, nu lig ik op mijn andere zij’. Iets dergelijks valt echt niet te lezen op de steen, maar vreemde inscripties zijn er wel op gevonden en wie goed kijkt ziet er net een gezicht in. Het lijkt of de steen een eigen persoonlijkheid heeft. Er wordt zelfs gezegd dat als je een speld in de steen zou steken, dat hij zou beginnen te bloeden! Of het waar is of niet, tot op de dag van vandaag blijft de steen tot de verbeelding spreken.


Pas ruim twee eeuwen na de dood van ‘de dolle jonker’ – in 1903 – groef men de steen weer op en plaatste deze aan de Utrechtsestraat. Tijdens de Duitse bezetting is de steen tijdelijk ingegraven op de Hof uit angst voor beschadigingen. Sinds 1954 ligt hij op de huidige plek aan de Stadsring. De kei is een symbool geworden van de Amersfoortse trots en is nu een ware publiekstrekker.


Steeds als er iets met de kei moest gebeuren, zoals de verplaatsing in 1932, de nieuwe sokkel in 1954, werden feestelijkheden georganiseerd. Vanaf 1971 waren er jaarlijks terugkerende keistadfeesten. Aanvankelijk hoorde hier de ontvangst bij van een gastland dat zelf een kei moest meebrengen. Deze cadeaustenen werden opgesteld naast de Amersfoortse kei aan de Stadsring. Hoge kosten van de ontvangsten hebben aan deze grappige gewoonte in 1980 een eind gemaakt.


In 1990 was er opnieuw een weddenschap, Nu om het gewicht van de kei. Dit bleek 7157 kg te zijn. De steen heeft een hoogte van 2 meter en een omtrek van 5,25 m.


Amersfoort: Kei van een stad.